Front | Back |
Chromatine
|
Sterk kleurbare substantie in kern
|
Chromosomen
|
Kleurbare lichamen
|
Mitose
|
Homotypische celdeling
|
Meiose
|
Reductiedeling
|
Celcyclus
|
Interfase
(groei en synthesefase) en mitose (einde van de cyclus waarbij twee
dochtercellen worden gevormd)
|
Chromatide
|
Dochter van chromosoom
|
Centromeer
|
Plaats
waar de zusterchromatiden met elkaar verbonden zijn
|
Centrosomen
|
Centraal in het cytoplasma gelegen organel van waaruit de spoeldraden worden gevormd
|
Kinetochoren
|
Plaats
waar spoeldraden zich vasthechten op chromosoom
|
Disjunctie
|
Het uit elkaar bewegen van de zusterchromatiden
|
Diploïd (2n)
|
Cellen
met van elk chromosoom 2 kopijen
|
Haploïd (n)
|
Cellen
met van elk chromosoom slechts 1 kopij
|
Homologe chromosomen
|
Dezelfde(identieke)
chromosomen
|
Synaptinemaal complex
|
Twee
homologe chromosomen
|
Synapsis
|
Eigenlijke
paring van de homologe chromosomen
|